Route 9 – Oorlog in Vught, Den Bosch, Den Dungen, Maaskantje en Sint-Michielsgestel

Route 9 – Oorlog in Vught, Den Bosch, Den Dungen, Maaskantje en Sint-Michielsgestel
Zaterdag 1 augustus 2020
Afgelegd: 45 kilometer
Totaal: 513 van 1000 kilometer
Eerdere blogs van dit project op een rijtje: klik hier

Een bewolkte zaterdagochtend, nu en dan komt de zon tevoorschijn. De dag ervoor was het bijna 35 graden Celsius en ook vandaag wordt een warme dag. Een vriend fietst mee en we parkeren de auto bij Nationaal Monument Kamp Vught. Eerst gaan we fietsen, na afloop bezoeken we het enige SS-concentratiekamp buiten Nazi-Duitsland. De route van vandaag: we bezoeken Vught, Den Bosch, Den Dungen, Maaskantje en Sint-Michielsgestel. Het is wederom een Liberation Route Brabant van Brabant Remembers. Nooit geweten dat het natuurgebied onder de provinciehoofdstad zo mooi is: normaal scheur je er op de A2 langsaf. Hieronder de verhalen en ik sluit af met het museumbezoek; na deze negende route ben ik over de helft van dit fietsproject.

Vughtse Heide

Half tien. Kamp Vught is nog gesloten, negen dames doen wat rek- en strekoefeningen bij de ingang. We maken alvast wat foto’s bij wat door de Duitsers Konzentrationslager Herzogenbusch werd genoemd: er liggen hier bij het buitenterrein spoordelen en we zien natuurlijk de drie wachttorens. De wachttorens zijn zorgvuldig gereconstrueerd; de originele torens werden na de oorlog gesloopt. Hierop stonden ze dan, de vaak Nederlandse bewakers met hun mitrailleurs en schijnwerpers. De spoordelen werden in 2016 op drie plekken in de omgeving neergelegd; het zijn geen stukken van het originele spoor, maar ze komen wel uit dezelfde periode. Informatieborden vertellen over de periode 1940-1945.

We fietsen door over de Vughtse Heide en na drie kilometer zijn we bij Fort Isabella. In de zestiende eeuw leefde in Spanje koning Filips II, als landsheer van de Nederlanden onlosmakelijk met onze geschiedenis verbonden. Zijn dochter heette Isabella en Fort Isabella draagt haar naam. Het fort is van 1617 en het doel was aanvankelijk om de zuidkant van ‘s-Hertogenbosch te beschermen; door de eeuwen heen kreeg de plek ook andere functies. Op dit terrein kwam in 1917 de Isabellakazerne. Eerst huisde er een regiment Infanterie in Isabella, daarna was het Bataljon Wielrijders hier gelegerd: soldaten op de fiets en motor. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de SS Wachbatallion Nordwest en de Landweer (NSB) hier de dienst uit. Anno 2020 is het een plek voor studenten, bedrijven en horeca; er worden woningen gebouwd. En er is een monument voor de in de oorlog omgekomen militairen van het wielrijdersregiment. De waterwerken en het wegenpatroon herinneren nog steeds aan het oorspronkelijke stervormige patroon van het Spaanse fort.

Bij het wegfietsen zien we een geel bord met een noodverordening: verboden toegang in verband met gevaarlijke munitie. Defensie heeft hier in de buurt twee kazernes net onder meer een opleidings- en trainingscentrum.

Wat ik bijzonder vind: in minder dan drie kilometer staan we daarna in het hart van Den Bosch.

Den Bosch

We fietsen langs een afwateringskanaal en langs de Dommel en zijn dan in het centrum van Den Bosch. Je zou er maar wonen, aan de Van der Does de Willeboissingel – een hele mond vol. We slaan links af en zien het NS-station. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had ‘s-Hertogenbosch een stationsgebouw uit 1896. Het was een monumentaal station naar een ontwerp van Eduard Cuypers, een neefje van de architect die het station van Amsterdam ontwierp en het prachtige Rijksmuseum. Het bakstenen station werd op 16 september 1944 in brand geschoten door jachtbommenwerpers. Het raakte zwaar beschadigd en werd na de bevrijding niet meer opgebouwd. In 1951 kwam het huidige station gereed.

September 1944. Om gebruik te kunnen maken van de haven van Antwerpen, diende de rivier de Maas veroverd te worden en daarom kwam generaal Dwight D. Eisenhower met Operatie Alan. Met deze operatie kwamen Den Bosch en de Maas in geallieerde handen. Op 22 oktober arriveerde het Britse tweede leger bij de stad. De gevechten zouden aanhouden tot 27 oktober en op die dag werden de laatste Duitsers uit de stad verdreven. De stad was vrij. Bij de gevechten kwamen 118 Bosschenaren om.

In Den Bosch fietsen we naar de markt en naar enkele adressen die ik vooraf netjes had opgeschreven.

Het is druk op de Markt, de weekmarkt trekt veel bezoekers. Ik fotograaf het stadhuis, een prachtig pand uit de tweede helft van de veertiende eeuw. Hier was op 20 december 1941 de installatie van de NSB-burgemeester C.A.E.H.W.B. van den Clooster, baron Sloet tot Everslo. Bij zijn installatie waren 650 man van de W.A. (een afdeling van de NSB) en 300 jeugdstormers (jongerenbeweging zoals de Hitlerjugend) aanwezig. Vrolijker was het hier op 20 maart 1945: het zuiden van Nederland was toen al enige tijd bevrijd. Koningin Wilhelmina bezocht de zwaar gehavende stad en liet zich hier op het bordes fotograferen. Burgemeester Loeff wilde het gemeentebestuur aan haar voorstellen maar de koningin maakte duidelijk alleen voor de werkers van de illegaliteit te komen. Na met hen gesprekken gevoerd te hebben vertrok zij zonder afscheid van het gemeentebestuur te nemen. Ze reed onder zware bewaking weg in de gepantserde auto van generaal Eisenhower, toegejuicht door duizenden Bosschenaren. Kort daarna vielen er Duitse granaten van over de rivieren op de Markt. Er waren zes doden en negen gewonden te betreuren.

Op het adres Koninginnenlaan 23 woonde in de oorlog Roosje Glaser. Ze had een dansschool in de stad, maar gaf ook dansles in Tilburg, Eindhoven en Helmond. De Joodse vrouw was gescheiden van Leo Crielaars, die steeds meer sympathie voor sympathie voor het nazi-gedachtegoed kreeg. Als het Roosje als Jodin verboden wordt om een dansschool te hebben, zet ze haar danslessen op de zolder aan deze Koninginnenlaan voort. In 1942 is er een eerste arrestatie: Roosje is verraden door haar ex-man. Na zes weken komt ze vrij. Ze vlucht en gaat door met haar activiteiten. De ex verraadt haar een tweede keer en via Westerbork en Vught komt de danseres nu in Auschwitz-Birkenau terecht. Hier wachten wrede medische ­experimenten en vreselijk werk in de gaskamers. Om haar overlevingskans te vergroten gaat ze een relatie aan met een Duitse officier, geeft ze de SS’ers danslessen en zingt ze Duitse liederen. Roosje weet als een van de weinigen levend uit Birkenau te komen. Het bijzondere verhaal werd later opgetekend door neef Paul Glaser; het boek ligt in mijn kast, ik moet het nog lezen.

Op de Wolvenhoek staat het gemeentehuis van Den Bosch. Binnen is een natuurstenen plaquette te vinden dat herinnert aan het gijzelaarskamp dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het seminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel was gehuisvest. Ik kom er zo op terug. Het gedenkteken uit 1972 is een dankbetuiging van de oud-gijzelaars aan de burgerij van ‘s-Hertogenbosch, voor hun hulp. In de doodlopende Wolvenhoek sta ik tussen het voormalige belastingkantoor, een imposant gebouw in Amsterdamse Schoolstijl dat nu deel uitmaakt van het gemeentehuis, en de parkeergarage die ik wel eens gebruik als ik naar Den Bosch ga. Waar nu die garage staat, stonden in de oorlog nog een rijtje huizen. Op nummer 16 woonde de familie Schute; de voorouders kwamen al in de negentiende eeuw vanuit Duitsland naar Den Bosch. Vader Schute had het gezin nooit laten naturaliseren. Administratieve rompslomp, kostbare procedure. Had hij het maar wel gedaan: ze zijn net zo Nederlands als andere Bosschenaren, maar omdat ze formeel Duits zijn krijgt zoon Geert een oproep om zich te melden bij de Wehrmacht. Hij vertrekt oostwaarts. Bij een kort verlof zit hij iedere nacht voor zijn open slaapkamerraam, hopend op een longontsteking. Die blijft uit en Geert neemt opnieuw afscheid. De familie ziet hem nooit meer terug: hij overlijdt in februari 1944 bij Dnjepropetrowsk. Hij stierf op 21-jarige leeftijd; in 1948 stierf zijn vader van verdriet, schuld en spijt. Had hij de familie maar genaturaliseerd.

Via de grote Sint-Janskathedraal en het Anne Frankplein, waar onlangs een mooi kunstwerk van een vredesduif werd onthuld, gaan we door naar het laatste adres: de Sint Jorisstraat 129. Hier staat het imposante Huis van Bewaring met de strafgevangenis, gebouwd in 1913 en in Den Bosch ook bekend als De Leuvense Poort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hier een afdeling van de Sicherheitspolizei. Een triest verhaal. Het Joodse echtpaar Abraham en Annie Troostwijk komt uit Arnhem en vlucht in de oorlog naar Amsterdam. Hun eenjarige dochter Greetje laten ze achter op een onderduikadres. Als het in Amsterdam ook gevaarlijk wordt, willen ze naar België. Annie is hoogzwanger, er komt een tweede kind. Op het station van Den Bosch loopt het mis. Samen belanden ze op de plek waar ik nu sta: in het lokale Huis van Bewaring. In de medische gevangenisruimte schenkt Annie op 13 november 1943 het leven aan zoontje Ivor. Na een maand moeten ze samen naar Westerbork en vervolgens al snel naar Auschwitz. Moeder en kind worden op de dag van aankomst al vermoord, vader sterft twee maanden later. De onderduikplek van Greetje werd verraden en ze belandt in Bergen-Belsen, maar ze overleeft de oorlog. Pas in april 2017 krijgt ze te horen wat er precies met haar familie is gebeurd na de vlucht uit Arnhem. Greetje had wel een foto van haar broertje. Een huilende baby. In 2018 verklapt Greetje haar geheim. De foto is niet van haar ­broertje. Het is een babyfoto uit Arnhem, van Greetje zelf. Een leugentje om levenswil, omdat ze het onverdraaglijk vond dat er geen foto van Ivor bestond. Er is een struikelsteen, hier bij het Huis van Bewaring. Ivor is het jongste oorlogsslachtoffer uit Den Bosch.

Langs de vestingwallen en de Singelgracht fietsen we Den Bosch uit. Den Bosch is prachtig.

Den Dungen en Maaskantje

Door het buitengebied van Sint-Michielsgestel, ten zuiden van de A2, rijden we door. Buurtschappen heten hier Plein, Horzik en Poeldonk.

Bij de Poeldonk is flink gevochten in mei 1940. Nederlandse militairen vochten fel tegen de oprukkende Duitsers. Een ongelijk vuurgevecht met doden aan beide kanten; hier het relaas van een veteraan die het allemaal meemaakte. Vooral de dood van de heldhaftige militair Döbken brak de moraal. De Nederlanders wisselden hun militaire kleding snel om voor burgerkleding. Langs het kanaal dropen ze af, achter hen stonden verschillende boerderijen in brand. Er is hier een monument voor de gesneuvelden, ze worden elk jaar herdacht. Opdat wij niet vergeten, staat er op de betonnen zuil.

We fietsen naar Den Dungen en Maaskantje, twee aaneengeschakelde dorpen. Aan de Litserstraat in Den Dungen staat het monument Silent Wings. Het is een driehoek van aluminium, waarin een uitsparing van zeven sleep- en zweefvliegtuigen is gemaakt. Het herdenkt sinds 1994 de meer dan 2.000 zweefvliegtuigen (‘stille vleugels’) die tijdens Market Garden in bezet gebied neerkwamen. In Brabant was de driehoek Den Dungen-Vught-Den Bosch (met als codenaam ‘Ellis’) een richtpunt voor alle sleep- en zweefvliegtuigen. Niet alle toestellen kwamen op de aangewezen locatie neer: een aantal raakte uit koers of werd neergeschoten door afweergeschut van de Duitsers. De inzittenden van deze vliegtuigen werden door de plaatselijke bevolking met gevaar voor eigen leven verborgen gehouden. Dit gebeurde ook in Den Dungen, waar op 18 en 19 september 1944 een Engels en Amerikaans zweefvliegtuig landden. De Amerikaanse glider Leo Toussignant heeft het ongeluk niet overleefd. De overige tien inzittenden van de twee toestellen hebben zes weken in het dorp ondergedoken gezeten.

Ik neem nog even een kijkje op het kerkhof in Den Dungen, bij de Sint-Jacobus De Meerdere Kerk. Ik had eigenlijk ook naar dat van Maaskantje moeten gaan: daar is immers ook een oorlogsgraf. Johannes Steenbergen ligt hier begraven, overleden in Kassel-Bettenhausen op 28-07-1943. Hij werd slechts 26 jaar.

Sint-Michielsgestel

Binnen een kilometer of twee ben ik vanuit Maaskantje in Sint-Michielsgestel. Als het over dit dorp en de Tweede Wereldoorlog gaat, gaat het vaak over de gijzelaarskampen Beekvliet en De Ruwenberg. Ik bezoek uiteraard beide plekken.

We fietsen eerst langs De Ruwenberg, een klein landgoed te Sint-Michielsgestel, waarvan de kern nog elementen van een kasteel bevat. Het is een prachtig, wit complex met een mooie tuin. Aan de oostrand van Sint-Michielsgestel staat het machtige hoofdgebouw van het voormalige Klein-Seminarie Beekvliet; toen werden er geestelijken opgeleid, nu is er een gymnasium in gehuisvest. Het werd opgeleverd in het eerste decennium van de twintigste eeuw.

In juni, september en oktober 1940 namen de nazi’s een groot aantal vooraanstaande Nederlanders gevangen. Na wat omzwervingen kwamen ze in mei 1942 in Sint-Michielsgestel terecht; ze werden toegevoegd aan ongeveer 460 voorname Nederlanders die op 4 mei 1942 gearresteerd werden en werden geïnterneerd in Klein-Seminarie Beekvliet. Het ging om onder meer politici, burgemeesters, hoogleraren, geestelijken, advocaten, schrijvers en musici. De schrijvers Simon Vestdijk en Anton van Duinkerken waren bekende gegijzelden, maar onder de gevangen waren ook Wim Schermerhorn en Jan Eduard de Quay, die later premier zouden worden. Andere bekenden: Willem Banning, Frits Philips, de historicus Pieter Geyl, cabaretier Lou Bandy, advocaat Piet Sanders en de astronoom Marcel Minnaert. De nazi’s dachten met deze mensen als onderpand het Nederlandse verzet in de greep te hebben: bij verzetsactiviteiten zouden de notabelen gefusilleerd worden. Het kampregime was erg licht. Wie zich gedroeg, hoefde niets te vrezen. Een van de gevangenen noemt het cynisch ‘Hitlers Herrengefängnis’. Iemand anders had het bij Andere Tijden over een soort gedwongen Rotary. Er werd getennist, je kon er verschillende cursussen volgen. En iedereen was vrij om te doen en laten wat ze wilden. Maar toch: je was van huis weggehaald en wist niet wat er zou gebeuren. De groep die al in 1940 werd opgepakt, werd begin 1943 overgeplaatst naar de Ruwenberg.

Was het alleen maar leuk? Nou, nee. Boven alle relatieve luxe hing een grote donkere wolk. Die wolk barstte op 7 augustus 1942. Er werd een bomaanslag op een trein van het Duitse leger gepleegd door het Rotterdamse verzet. Hoewel de aanslag mislukte, waren de Duitsers woedend. Vroeg in de ochtend van 15 augustus werden er vijf mannen geëxecuteerd: Christoffel Bennekers, Alexander Baron Schimmelpenninck van der Oije, Robert Baelde, Willem Ruijs en Otto Ernst Gelder, graaf van Limburg Stirum. Na de executies werd alles anders. Nog steeds hadden de gijzelaars alle vrijheid binnen de muren van het kamp, maar nu ze wisten dat het de Duitsers ernst was, kon elke dag hun laatste zijn. En zo hebben ze de oorlog uitgezeten, samen in Sint-Michielsgestel. De meeste bewoners van kamp Sint-Michielsgestel zijn in september 1944 vrijgelaten, een deel heeft het staartje van de oorlog beleefd in Kamp Vught en in Kamp Amersfoort. Vlakbij Beekvliet zie ik op een paaltje een bord met een gedicht. Het heet Concentratiekamp en is geschreven door Anton van Duinkerken. Inderdaad, een lid van de gedwongen Rotary.

We laten de route even voor wat ie is en rijden naar landgoed De Zonnewende, aan de Esscheweg. Hier was een onderduikadres dat door het Utrechts Kindercomité werd gebruikt: de groep bracht Joodse kinderen onder die ze met ingenieuze verdwijntrucs uit Amsterdam weg smokkelden, vlak voor het vaak fatale transport. Dirk de Ruiter en Mies van Ginkel, een ongehuwd stel uit Amsterdam, zorgde op De Zonnewende voor de kinderen. Maar dan ontstaat er twijfel over Dirk en Mies. Ze zouden contact hebben met de NSB en ze weten nogal veel; de gevoelige informatie van het Utrechts Kindercomité mag niet op straat komen te liggen. Het stel wordt verrast door een knokploeg van het verzet; Dirk is direct dood, Mies is zwaargewond. Ze vertelt de politie over Hetty Voûte en Gisela Söhnlein, vrouwelijke leden van het Kindercomité. Ze worden opgepakt en komen terecht in vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück. Ze overleefden de oorlog en ontvingen een Yad Vashem-onderscheiding.

Op 23 oktober 1944 werd de brug van Sint-Michielsgestel opgeblazen en dat betekende het begin van de bevrijding van het dorp. Aanvankelijk werden de soldaten aangezien voor Duitsers. Pas toen duidelijk werd dat de mannen in de schuttersputjes Britten waren, kwamen bewoners hun huizen uit.

Vught

Via de knooppunten 75 en 65 rijden we richting Vught. We komen door het buurtschap Halder. Hier was de Halderse brug, in 1944 door de Duitsers opgeblazen. De Engelsen wisten snel een nieuwe brug aan te leggen, maar ze hadden in deze omgeving een enorme Duitse tegenstand.

In Vught zien we prachtige villa’s, de een nog groter dan de ander. Een deel speelde een interessante rol tijdens de oorlogsjaren. Neem Villa Elsa, aan de Sint-Michielsgestelseweg, op een landgoed dat ooit hoorde bij kasteel Maurick. De prachtige villa was in de oorlog in het bezit van de Joodse familie Stibbe. De Duitsers vorderden de villa, die daarna werd bewoond door de echtparen Vahle en Baumeester. Op het landgoed was een filiaal gevestigd van de Arbeitseinsatz, de tewerkstellingsdienst in Duitsland.

Op Landgoed Huize Bergen staat ook een monumentale villa, er zit tegenwoordig een hotel. Er wordt veel geluncht in de tuin, het weer is prachtig en ook wij snakken ondertussen wel naar een maaltijd. Die nemen we overigens een half uur later in het centrum van Vught. In de villa die we voor ons zien, werden elke dag boterhammen gesmeerd en voedselpakketten samengesteld. Deze werden naar de gevangen in Kamp Vught gebracht. De bewoners van Huize Bergen kregen hulp uit het hele land. De Duitse Generaloberst Kurt Student had zijn hoofdkwartier in dezelfde villa. Vanaf zijn balkon zag hij op 17 september 1944 hoe honderden vliegtuigen van de geallieerde troepen met een indrukwekkend gedaver het Vughtse luchtruim doorkruisten. De grootscheepse luchtlandingsoperatie was begonnen. Het verhaal van Kurt Student is te beluisteren via de luisterzuil op de hoek van het landgoed.

In een park met oude bomen langs de Glorieuxlaan ligt landhuis Roucouleur. Een bedrijfpand dat vroeger heel andere bewoners had: maar liefst drie congregaties hadden er hun klooster. De Duitsers vorderden dit pand in november 1941. Hier kwam het kantoor van de Beauftragte van Brabant, de hoogste Duitse burgerbestuurder. Na de Tweede Wereldoorlog werden in Villa Roucouleur verschillende militaire eenheden ondergebracht: geallieerde troepen, Nederlandse Stoottroepen op weg naar Nederlands-Indië en later ook Belgische eenheden.

We kwamen langs het Sachsenhausen-monument, een cirkelvormige gedenksteen van zwart graniet. Het werd in 1994 onthuld in het Reeburgpark, achter het gemeentehuis van Vught. Het monument is opgericht ter nagedachtenis aan de meer dan 1.400 Nederlanders die zijn omgekomen in het Duitse concentratiekamp.

We aten onze lunch op honderd meter van het Vughts Museum, dat gevestigd is in de voormalige Sint-Petruskerk. Je kunt hier veel leren over de ontberingen in de Tweede Wereldoorlog; daarnaast is er een mooi glas-in-loodraam ter herdenking van het bunkerdrama in Kamp Vught (zie verderop).

Kamp Vught

Drie kilometer naar het westen ligt Kamp Vught, een vreselijke plek op een prachtige locatie, bij de Vughtse Heide. We passeren de Loonsebaan, waar ik een foto maak op de plek waar gevangenen samen met hun bewakers werden gefotografeerd in 1944; de bijzondere foto dook pas op in 2010. Zie hieronder: Hotel De Hut is nu restaurant De Vughtse Heide. De foto uit 1944 komt uit het STIWOT-archief, gebruikt met toestemming.

Door de bossen rijden we naar de lunetten, de verdedigingswerken ten oosten van Kamp Vught. Op een ervan is de fusilladeplaats waar honderden mannen werden doodgeschoten in de oorlogsjaren. Het is stil op de plek waar nu een groot, kalkstenen monument staat. Erachter een houten kruis dat direct na de oorlog hier is neergezet door mensen uit de buurt. In 1995 en 1997 werd het monument beklad door vandalen, de platen zijn vervangen. De bekladde platen zijn in kisten te bezichtigen in het museum van kamp Vught.

En dan rijden we naar het enige SS-concentratiekamp buiten nazi-Duitsland en het eerste dat bevrijd werd door de geallieerden. In Amersfoort en Westerbork konden ze de toenemende stroom aan gevangenen niet meer verwerken, daarom werd er in Vught een kamp gebouwd. Het viel rechtstreeks onder het commando van het SS-hoofdkantoor in Berlijn en werd opgezet naar het model van Kamp Dachau in Duitsland.

Midden jaren 80 werd er een herinneringscentrum gerealiseerd, dat op 18 april 1990 werd geopend door Koning Beatrix. In 2002 en 2019 waren er uitbreidingen en vernieuwingen. Ik was hier voor het eerst in 2009 en sindsdien is er inderdaad veel veranderd.

We beginnen binnen. Honderden voorwerpen en persoonlijke verhalen vertellen het verhaal van de anderhalf jaar dat dit kamp operationeel was. Het buitengedeelte vind ik nog indrukwekkender. Er is een nagebouwde barak naast de authentieke kampgracht met omheining, waarin je ziet hoe de gevangenen werden gehuisvest. Er is een maquette die duidelijk maakt hoe groot het kamp was: daar kun je je nauwelijks een voorstelling van maken op dit relatief kleine stuk grond naast de penitentiaire inrichting. Ik herinnerde me uit 2009 nog de ovens die je kunt zien, waarin lichamen werden gecremeerd. Buiten zijn twee asputten. Ik loop ook even binnen bij cel 115 . Medeverantwoordelijk voor het drama was de Nederlandse bewaakster Suze Arts. Ze kwam al vroeg met het nationaalsocialisme in aanraking en reageert in 1943 met succes op de vacature voor kampbewaakster in Vught. Ze staat er al snel te boek als sadistisch en meedogenloos. Op 15 januari 1944 begeleidt ze een groep van 74 vrouwen naar bunkercel 115. Het is een vergeldingsmaatregel: op negen vierkante meter worden de gevangen bijeen gepropt. Als de bunkerdeur na veertien uur opengaat, blijken tien vrouwen overleden. Na de oorlog werd Suze Arts veroordeeld, in 1953 kwam ze vrij. Onder de schuilnaam Marion Blom werkte ze tientallen jaren bij het damesblad Margriet als coördinator van de brieven- en puzzelrubriek.

Ik word stil van het kindergedenkteken uit 1999.  Op het monument staan 1269 namen van kinderen die in juni 1943 zijn omgebracht in vernietigingskamp Sobibor (Polen). Ze moesten weg uit Vught, het werd er veel te druk.

We bekijken de drie wachttorens, reconstructies van na de oorlog, en gaan er ook even naartoe als we het herinneringscentrum verlaten. Hier is via augmented reality een verhaal te zien van Brabant Remembers. Ik had het eerder gehoord. In april 1939 zet een Duitse moeder haar kinderen George en Ursula, dan negen en vier jaar oud, op de trein naar Nederland. Het is een Joods gezin en moeder hoopt dat ze in ons land veilig zullen zijn voor de groeiende Jodenhaat in Duitsland; vader is helaas al in 1939 overleden. Nonnen in Eersel zorgen goed voor de kinderen maar kunnen niet voorkomen dat George en Ursula in april 1943 in Kamp Vught terechtkomen. George en Ursula moeten naar Sobibor in 1943, net als alle andere kinderen, maar op slinkse wijze ontkomen ze aan het kindertransport. Het gevaar is echter nog niet geweken. De twee kinderen zijn zonder ouders in het kamp en dus wordt medegevangene Florence, bijnaam Flo, als kinderverzorgster aan hen toegewezen. Als later ook Flo op transport dreigt te worden gezet, schreeuwt zij dat ze niet weg kan: ze moet voor de kinderen zorgen. Een SS’er vraagt de kleine George of dat klopt en hij is bang: als hij ja zegt, is er een kans dat hij met zijn zusje mee moet op transport. Er is niet veel tijd om na te denken. George zegt: “Nee. Ik heb haar niet nodig.” Een beslissing die hem nog lang zal achtervolgen. Uiteindelijk worden George en Ursula toch gedeporteerd, via Westerbork naar Bergen-Belsen. Wonder boven wonder overleven zij samen de oorlog. Hun moeder is in een concentratiekamp omgekomen. Twee jaar na de bevrijding emigreren George en Ursula naar hun oom en tante in de Verenigde Staten.

Natuurlijk bezoeken we ook Barak 1b, de enige originele barak van Kamp Vught, op ongeveer 500 meter van het herinneringscentrum. Nogmaals: het geeft aan hoe groot het kamp was. In de barak een vaste expositie over de vier periodes van deze beladen omgeving: het concentratiekamp (1943-1944), het opvangkamp voor Duitse burgerevacués uit het grensgebied (1944-1945) en het interneringskamp voor NSB’ers, van collaboratie verdachte Nederlanders en Rijksduitsers (1944-1949). Sinds 1951 is een deel van het kamp in gebruik als woonoord ‘Lunetten’ voor Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen. Ook dat is een interessante geschiedenis. De aardige medewerkster kan er veel over vertellen: ze woont nog steeds hier met haar Molukse echtgenoot.

Route 9 zit erop na ons bezoek aan Kamp Vught. We fietsten 45 kilometer, waarmee mijn totaal nu komt op 513. Ik ben over de helft! Hieronder een hele serie foto’s die een goede indruk geven van de plek waar we vandaag begonnen en eindigden. Het volgende verhaal begin ik in het Oorlogsmuseum te Overloon. Daarover de volgende keer meer.

Trackbacks

  1. […] worden uiteindelijk naar Kamp Vught gebracht, waar ze op 11 augustus 1944 op de fusilladeplaats (ik schreef er laatst over) worden geëxecuteerd. Broer drie, Driek, is een gebroken man. In 1970 overleed hij op, […]

  2. […] werd gegijzeld in kamp Sint Michielsgestel en zat in 1942 acht maanden gevangen; ik schreef in mijn blog over de regio Vught meer over dat bijzondere kamp. Na de oorlog was Van Duinkerken voorzitter van […]

Speak Your Mind

*